Skip to content
Playground

Reglement tot regeling van onderzoeksprojecten fundamenteel onderzoek

Goedgekeurd bij beslissing van de raad van bestuur van 22 november 2017

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen en toepassingsgebied

Art. 1.

§1. Krachtens artikel 18 van het decreet van 30 april 2009 betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid en het besluit van de Vlaamse regering van 10 november 2011 betreffende de subsidiëring door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen verleent de Vlaamse regering het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen een toelage ter ondersteuning van niet-gerichte onderzoeksprojecten.

§2. Het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen beheert de federale toelage van het Federale Ministerie voor Economische Zaken en Energie zoals ontvangen door het Interuniversitair Instituut voor Kernwetenschappen.

§3. Het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen beheert de federale toelage van het Federale Ministerie van Volksgezondheid zoals ontvangen door het Fonds voor Geneeskundig Wetenschappelijk Onderzoek.

Art. 2. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 18/09/2019)

§1. Dit reglement regelt de ontvankelijkheid van de aanvragen, overeenkomsten, de uitvoering, wijziging en verlenging, de evaluatie, de toelage en kosten, aspecten van personeel, werking, apparatuur en overige uitrusting, algemene financiële bepalingen, de betaling, het financieel verslag en de audit van junior en senior onderzoeksprojecten fundamenteel onderzoek van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen.

Voor specifieke types van projecten, zoals die voor humanitaire acties, in EU-, bilateraal of ander verband, kunnen afwijkende bepalingen gelden die worden meegedeeld bij de oproep daartoe.

§2. De interne en externe peer review met betrekking tot de selectie van de projectaanvragen wordt geregeld door het reglement FWO – interne en externe peer review.

§3. Onderhavig reglement geldt onverminderd het algemeen reglement van het Fonds  Wetenschappelijk Onderzoek.

§4. In geval zich een situatie voordoet die niet wordt geregeld door dit reglement zijn de overige reglementen en de jurisprudentie van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen van toepassing.

§5. Uitgebreide informatie, volledige reglementen en formulieren zijn online beschikbaar.

Art. 3. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 18/09/2019)

Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:

1° promotor-woordvoerder: de hoofdaanvrager van het project;

2° promotor: de hoofdaanvrager van de partner-hoofdonthaalinstelling binnen het project;

3° copromotor: een mede-aanvrager binnen dezelfde hoofdonthaalinstelling of de hoofdaanvrager dan wel een mede-aanvrager binnen een andere ontvankelijke partner-onthaalinstelling binnen het project.

Art. 4.

De onderzoeksprojecten fundamenteel onderzoek van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen hebben het bevorderen van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek tot doel, dat gebeurt op initiatief van de onderzoekers in alle wetenschappelijke disciplines.

Hoofdstuk 2. Ontvankelijkheid aanvragen

Art. 5.

Twee types van onderzoeksproject kunnen worden toegekend: een type ‘junior’ en een type ‘senior’, met elks specifieke aanvraagmodaliteiten zoals nader bepaald in dit reglement.

Art. 6. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 28/03/2018)

§1. De aanvragen voor onderzoeksprojecten fundamenteel onderzoek worden ingediend in het Engels door middel van online ingevulde formulieren.

§2. De betrokken formulieren dienen uiterlijk op de indiendatum en het indienuur zoals vermeld bij de oproep te worden ingediend.

Art. 7. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 18/09/2019 en 22/09/2021)

§1. De raad van bestuur van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen kan toelagen toekennen voor projectonderzoek doorgevoerd aan hoofdonthaalinstellingen zoals bepaald in § 2 van dit artikel. De promotor-woordvoerder of promotor dient verbonden te zijn aan een van deze instellingen.

§2. De hoofdonthaalinstellingen met betrekking tot dit artikel zijn de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, de Evangelische Theologische Faculteit in Leuven, de Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid in Brussel voor zover het onderzoek in godsdienstwetenschappen of godgeleerdheid betreft, de Hogere Zeevaartschool voor zover het wetenschappelijk onderzoek in de nautische wetenschappen betreft, de Vlerick Business School en de Antwerp Management School voor zover het onderzoek in de managementwetenschappen betreft en het Instituut voor Tropische Geneeskunde voor zover het onderzoek in tropische geneeskunde, diergeneeskunde of gezondheidszorg in ontwikkelingslanden betreft.

§3. De hoofdonthaalinstellingen uit de vorige paragraaf kunnen hun onderzoek desgevallend in samenwerking met een Vlaamse of federale wetenschappelijke instelling en/of Vlaamse hogere onderwijsinstelling en/of een niet-Vlaamse onderzoeksinstelling uitvoeren, hetzij conform artikel 10 en 11, hetzij conform artikel 23.

Art. 8. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 24/03/2021)

§1. Een onderzoeksproject wordt uitgevoerd onder leiding van één promotor per hoofdonthaalinstelling, eventueel in samenwerking met één of meerdere copromotoren.

§2. Geen van de promotoren of copromotoren betrokken bij het onderzoeksvoorstel ontving een onvoldoende als evaluatie van een eindverslag dat ingediend werd voorafgaand aan de eerstvolgende oproep waarin een aanvraag kan worden ingediend door de betrokken promotoren of copromotoren.

Art. 9. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 28/03/2018, 28/11/2018 en 18/09/2019 en 10/02/2021)

§1. Een onderzoeker kan per aanvraagronde voor maximaal twee onderzoeksprojecten fundamenteel onderzoek optreden als promotor-woordvoerder, promotor of copromotor, ongeacht of de onderzoeker daarbij budget aanvraagt of niet.

§2. De som van de aangevraagde en lopende onderzoeksprojecten fundamenteel onderzoek op naam van eenzelfde promotor-woordvoerder, promotor of copromotor mag niet groter zijn dan twee. De datum waarop een nieuw toegekend onderzoeksproject fundamenteel onderzoek normaliter zou starten geldt als referentiedatum voor het berekenen van dit totaal.

§3. De eerste en tweede paragraaf van dit artikel zijn niet van toepassing op de projecten fundamenteel onderzoek in het kader van ERA-NET, bilaterale extra-Europese projecten, humanitaire acties of in ander verband waar aangegeven.

§4. De tweede paragraaf van dit artikel is niet van toepassing op die projecten waarvoor een promotor of copromotor voor de volledige duur van het project geen budget heeft aangevraagd op voorwaarde dat het een instelling-overschrijdend project is.

§5. De eerste en tweede paragraaf van dit artikel zijn ook van toepassing op de Weave-projecten, onafhankelijk van waar deze werden ingediend.

Art. 10. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 28/03/2018, 18/09/2019, 22/09/2021, 22/12/2021 en 09/02/2022)

§1. Elke promotor-woordvoerder of promotor van een junior- of senior-project dient over minimum één van de volgende aanstellingen te beschikken respectievelijk houder te zijn van één van volgende onderzoeksmandaten:

  • een ZAP-aanstelling of, voor wat betreft de niet-universitaire instellingen, met de graden van het ZAP gelijknamige en een equivalente aanstelling met doctoraat van minimaal 50 procent aan een hoofdonthaalinstelling vermeld in artikel 7, §2 van dit reglement;
  • een aanstelling als onderzoeksdirecteur van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen;
  • een ERC Grant aan een hoofdonthaalinstelling vermeld in artikel 7, §2 van dit reglement;
  • een Odysseus II-toelage met een universiteit van de Vlaamse gemeenschap als hoofdonthaalinstelling.

§2. Een promotor-woordvoerder of promotor die geen van de aanstellingen uit de eerste paragraaf van dit artikel geniet en een ZAP-aanstelling of, voor wat betreft de niet-universitaire instellingen, met de graden van het ZAP gelijknamige en equivalente aanstelling met doctoraat van minimaal 10 procent aan een hoofdonthaalinstelling vermeld in artikel 7, §2 van dit reglement heeft, kan als promotor-woordvoerder of promotor van een onderzoeksproject optreden in het kader van dit reglement, indien hij

  • houder is van een onderzoeksmandaat van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen;

of aangesteld is aan een van de volgende instellingen:

  • een hoofdonthaalinstelling, zoals opgesomd in artikel 7, § 2 van dit reglement, die reeds als hoofdonthaalinstelling kan fungeren in het kader van een onderzoeksproject van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen;
  • een Vlaams academisch ziekenhuis;
  • een Vlaams ziekenhuis met academisch karakter;
  • een erkende Vlaamse of federale onderzoeksinstelling, exclusief hogescholen;
  • een Strategisch Onderzoekscentrum (SOC);
  • een academische opleiding van een Vlaamse School of Arts.

Het totale aanstellingspercentage aan een hoofdonthaalinstelling, zoals vermeld in artikel 7, §2 van dit reglement, en aan één of meerdere van de in deze paragraaf genoemde instellingen dient minstens 70% van een voltijds equivalent te bedragen.

§3. Een promotor-woordvoerder of promotor met zowel een ZAP-aanstelling van minimum 5 procent als een aanstelling van kliniekhoofd of adjunct-kliniekhoofd of een gelijkgestelde functie in een Vlaams Academisch Ziekenhuis kan eveneens als promotor-woordvoerder of promotor optreden in het kader van dit reglement.

§4. Voor junior-projecten fundamenteel onderzoek geldt als bijkomende ontvankelijkheidsvoorwaarde dat een promotor-woordvoerder en (co)promotor zijn of haar eerste doctoraatsdiploma maximaal 12 jaar voor de uiterste indiendatum van de projectaanvraag heeft verworven.

§5. Per aaneensluitende periode van 365 dagen tussen de datum van het doctoraatsdiploma en de aanvraag kan maximum één verlenging van een jaar worden toegekend van de in paragraaf 4 bepaalde maximumgrens indien zich tijdens deze periode aaneensluitende onderbrekingen van minstens 3 maanden, ongeacht het aantal, hebben voorgedaan omwille van moederschapsrust, voltijds ouderschapsverlof, voltijds ziekteverlof of militaire dienstplicht/verplichte burgerdienst in het land waarvan men onderdaan is. De maximale verlenging van de grens zoals bepaald in paragraaf 4 van dit artikel bedraagt drie jaar.

§6. Voor senior-projecten fundamenteel onderzoek is aan de bijkomende  ontvankelijkheidsvoorwaarde voldaan voorzover de promotor-woordvoerder of de (co) promotor zijn of haar eerste doctoraatsdiploma meer dan 12 jaar voor de uiterste indiendatum van de projectaanvraag heeft verworven.

§7. In afwijking van artikel 12 en 13 van het algemeen reglement en §1 tot §3 van het huidige artikel,  voor zover het de ZAP-aanstelling betreft, is het volgende van toepassing voor promotoren(-woordvoerders) die tijdens het kalenderjaar van indiening van de projectaanvraag of gedurende de duur van het project toegelaten worden tot het emeritaat:

  • Zij moeten op het moment van het indienen van de aanvraag of, indien ze aanvragen als emeritus, op het moment waarop zij op emeritaat gingen, voldoen aan de voorwaarden voor promotoren(-woordvoerders), zoals vermeld in dit artikel, paragraaf 1 tot 6.
  • Zij moeten bij de indiening van hun aanvraag het akkoord voegen van de onthaalinstelling binnen dewelke het onderzoek zal uitgevoerd worden.
  • Zij worden indien ze als promotor(-woordvoerder) fungeerden voor de projectaanvraag op het ogenblik dat ze met emeritaat gaan automatisch copromotor. Op dat ogenblik wordt het ZAP-lid dat eerder fungeerde als copromotor (zie onder) automatisch promotor-woordvoerder.
  • Zij dragen na ingang van het emeritaat bij tot de uitvoering van het project tot de oorspronkelijk voorziene einddatum, als “emeritus/a met opdracht” en in de rol van copromotor, desgevallend en in afwijking van artikel 11 op onbezoldigde basis, maar wel met affiliatie aan de initiële onthaalinstelling.
  • Zij kunnen voor de projectaanvraag niet als enige promotor(-woordvoerder) fungeren.

De verplichte copromotor van het initiële project dient te voldoen aan de voorwaarden om als promotor(-woordvoerder) op te treden, zoals opgesomd in dit artikel, en aan de volgende bijkomende voorwaarden:

  • is verbonden aan dezelfde hoofdonthaalinstelling als de promotor(-woordvoerder) die net voorafgaand aan de start van het project of tijdens de duur ervan met emeritaat gaat;
  • beantwoordt aan alle voorwaarden die aan die rol verbonden zijn conform artikel 10, paragraaf 1 tot 6 en is in staat de administratieve verantwoordelijkheid voor het project op te nemen;
  • kan ten vroegste toegelaten worden tot het emeritaat na de einddatum van het aangevraagde project;
  • beschikt over de gepaste inhoudelijke expertise om het betrokken onderzoeksproject te leiden, waarover in de aanvraag afdoende informatie zal worden verstrekt.

Aanvullend kan eventueel ook een tweede (co)promotor opgenomen worden van dezelfde of een andere instelling.

Art. 11. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 28/03/2018, 08/09/2019, 22/09/2021, 09/02/2022, 26/10/2022 en 29/03/2023)

§1. Alle copromotoren zijn onderzoekers minstens op postdoctoraal niveau.

§2. De copromotoren, met uitzondering van een co-promotor/emeritus, dienen een bezoldigde aanstelling te hebben aan een van de volgende instellingen: 

  • een onthaalinstelling zoals opgesomd in artikel 7, § 2 van dit reglement;
  • een academische opleiding van een Vlaamse School of Arts;
  • een andere erkende Vlaamse onderzoeksinstelling, exclusief hogescholen;
  • een erkende federale wetenschappelijke instelling.
  • een niet-Vlaamse onderzoeksinstelling

§3. Een copromotor van een niet-Vlaamse onderzoeksinstelling (en niet-federale wetenschappelijke instelling) kan bij het onderzoeksproject betrokken worden en desgevallend via de hoofdonthaalinstelling van de promotor-woordvoerder financiering ontvangen vanuit het toegekende FWO-project, voor zover de samenwerking relevant is voor het project en voor zover deze financiering niet meer bedraagt dan 10 procent van het totale aangevraagde projectbudget voor alle copromotoren van niet-Vlaamse onderzoeksinstellingen en (niet-federale wetenschappelijke instellingen) samen en voor zover binnen de negen maanden na de start van de projectovereenkomst een samenwerkingsovereenkomst wordt afgesloten tussen de hoofdonthaalinstelling van de promotor-woordvoerder en de niet-Vlaamse onderzoeksinstelling (en niet-federale wetenschappelijke instelling). Deze samenwerkingsovereenkomst bevat minstens een gedetailleerde omschrijving van de samenwerking, afspraken rond de eigendoms- en gebruiksrechten op de projectresultaten en de aansprakelijkheid. Het FWO of zijn gevolmachtigde kunnen de samenwerkingsovereenkomst ad hoc of tijdens audits bij de betrokken hoofdonthaalinstelling opvragen, en dit ten vroegste negen maanden na de start van de projectovereenkomst tot na de definitieve afrekening van het project. Het FWO kan de uitbetaling van de subsidie opschorten indien uit de controle blijkt dat de samenwerkingsovereenkomst niet werd afgesloten.

Art. 12. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 28/03/2018)

Indien op het ogenblik van de aanvraag nog niet werd voldaan aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden vermeld in de artikelen 10 en 11 van dit reglement, dient de aanvrager aan te tonen dat dit wel het geval zal zijn bij de start van de overeenkomst.

Hoofdstuk 3. Overeenkomst met betrekking tot het onderzoeksproject

Art. 13. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 18/09/2019)

§1. De onderzoeksmiddelen, door het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen verleend, worden in een overeenkomst nader omschreven. Partijen bij deze overeenkomst zijn de promotor-woordvoerder, de promotor en/of de copromotoren. Deze partijen gaan steeds de verplichting aan het gesubsidieerde onderzoek te voltrekken of verder te zetten.

§2. Alle briefwisseling met het FWO met betrekking tot de overeenkomst gebeurt via de promotor-woordvoerder. De promotoren en copromotoren ontvangen een kopie van deze briefwisseling.

§3. In geval het projectonderzoek gemeenschappelijk door een promotor-woordvoerder en één of meerdere (co)promotoren van verschillende onthaalinstellingen wordt uitgevoerd, dient iedere (co)promotor(-woordvoerder) en iedere onthaalinstelling bij de overeenkomst vermeld in de eerste paragraaf betrokken te zijn.

De overeenkomst dient alle noodzakelijke bepalingen te bevatten inzake het aantrekken van personeel, het beheer van de toelagen en de eigendom van de toegekende apparatuur.

Art. 14. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 18/09/2019)

In beginsel behelzen de overeenkomsten met betrekking tot de onderzoeksprojecten fundamenteel onderzoek vier jaar en in elk geval minimum twee jaar. Nieuwe projectaanvragen kunnen inhoudelijk ook voortbouwen op eerdere FWO- en/of andere onderzoeksprojecten.

Art. 15.

De overeenkomst met betrekking tot het onderzoeksproject dient een bepaling of bepalingen te bevatten die de mogelijkheid bieden aan een van de contractpartijen de overeenkomst eenzijdig op te zeggen. De overeenkomst dient tevens een bepaling of bepalingen te bevatten omtrent opzeggingstermijnen. 

Hoofdstuk 4. Uitvoering, wijziging en verlenging onderzoeksproject

Art. 16.

§1. Het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen verzoekt de onthaalinstelling hun instemming te willen geven betreffende het doorvoeren, in de lokalen van de onthaalinstelling, van het door het FWO ondersteunde onderzoek.

§2. Het akkoord van het hoofd van de onthaalinstelling zal worden gevraagd aangaande de toegankelijkheid voor onderzoekers van andere instellingen tot de installaties die ter beschikking worden gesteld. 

Art. 17.

§1. De toelagen worden uitsluitend toegekend voor het uitvoeren van onderzoeksprojecten fundamenteel onderzoek goedgekeurd door het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen.

§2.De promotor-woordvoerder en de promotor is verplicht de toelagen uitsluitend te besteden aan het uitvoeren van het onderzoeksproject zoals goedgekeurd door het FWO.

§3. In geval de promotor-woordvoerder of promotor de toelagen niet uitsluitend aanwendt voor het uitvoeren van het onderzoeksproject, komt de toelage of het overblijvende saldo toe aan het FWO.

Art. 18.

§1. Elke fundamentele verandering van het in uitvoering zijnde onderzoeksproject moet het voorwerp uitmaken van een onderzoek, zoals dat bestaat voor een nieuwe onderzoeksaanvraag.

§2. Elke fundamentele verandering van het in uitvoering zijnde onderzoeksproject wordt opgenomen in de overeenkomst vermeld in de artikelen 13, 14 en 15 van dit reglement. De overeenkomst wordt niet verlengd.

§3. Elke gedeeltelijke wijziging van het onderzoeksproject, alsook elke wijziging van de voorziene uitgaven, moet vooraf worden goedgekeurd door het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen.

Art. 19. (geschrapt bij beslissing van de raad van bestuur van 23/10/2019)

Hoofdstuk 5. Evaluatie

Art. 20.

§1. Voor de ex ante-, intermediaire en ex post- evaluatie van de dossiers doet de raad van bestuur van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen  beroep op de daartoe aangestelde en bevoegde expertpanels.

§2.Voor de ex ante-evaluatie wordt bovendien beroep gedaan op externe referenten, overeenkomstig het reglement FWO – interne en externe peer review.

Art. 21. (zoals gewijzigd bij beslissing raad van bestuur 29/03/2023)

§1. Voor de in uitvoering zijnde projecten fundamenteel onderzoek dient de promotor-woordvoerder aan het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen een wetenschappelijk verslag voor te leggen waarin de vorderingsstaat van het onderzoek evenals het nog uit te voeren gedeelte van het project wordt aangegeven, samen met de lijst van de eventuele wetenschappelijke publicaties die resulteerden uit het desbetreffende project.

§2. Voor de volledig afgewerkte projecten dient de promotor-woordvoerder, na het verstrijken van de overeenkomst, aan het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen een eindverslag voor te leggen over de wetenschappelijke activiteiten waaraan de lijst van publicaties met betrekking tot het project moet worden toegevoegd.

§3. Het FWO deelt de tijdslijn voor de verslaggeving mee op de website en communiceert die aan de betrokken onderzoekers via e-mail en het e-loket.

Art. 22.

§1. Voor de uitvoering van onderzoeksprojecten fundamenteel onderzoek kan het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen toelagen toekennen voor twee categorieën van kosten:

1ste categorie: toelage personeel en werking

2de categorie: toelage apparatuur en overige uitrusting

§2. De toelagen kunnen niet overgedragen worden van de 1ste categorie naar de 2de categorie of van de 2de categorie naar de 1ste categorie.

Art. 23. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 18/09/2019, 24/06/2020 en 26/10/2022)

§1. Voor personeel- en werkingsmiddelen samen

  • moet per integraal onderzoeksproject minimaal 50.000 euro per projectjaar worden aangevraagd;
  • kan per Vlaamse of federale onthaalinstelling in dat project tot maximum 145.000 euro per projectjaar worden aangevraagd.

§2. Indien wetenschappelijk noodzakelijk kunnen de expertpanels de aangevraagde toelage reduceren binnen de aangegeven grenzen in dit artikel.

§3. In een project kan de uitvoering van specifieke uitvoerende deeltaken ook uitbesteed worden aan onderaannemers binnen de kostencategorie werking. Het betreft in dat geval steeds routinematige taken, zonder creatieve inbreng. De gecumuleerde bijdrage van onderaannemers bedraagt maximaal 20 procent van de totale werkingskosten. Een hoger aandeel kan enkel op voorwaarde dat dit grondig wordt gemotiveerd in de projectaanvraag.

Art. 24. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 18/09/2019)

Voor apparatuur en overige uitrusting kan maximaal 150.000 euro voor het hele project worden aangevraagd. Matching funding van buiten het FWO is mogelijk.

Art. 25. (geschrapt bij beslissing van de raad van bestuur van 18 september 2019)

Art. 26. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 22/10/2021)

Aan de promotor-woordvoerder, de promotor of de copromotor kan geen enkele bezoldiging of cumulatie met een bezoldiging worden toegestaan in het kader van een onderzoeksproject met toelage van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen. Voor projecten in het kader van Europese of andere internationale programma’s kan het directiecomité van het FWO uitzonderingen toestaan op basis van gemotiveerde aanvragen daartoe.

Hoofdstuk 6. Personeel en werking

Kosten

Art. 27. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 27/11/2019)

§1. Met betrekking tot de toegekende toelage voor personeel en werking kunnen de volgende kosten verantwoord worden, voor zover ze in de originele aanvraag vermeld werden:

  1. personeelskosten van wetenschappelijke of technische medewerkers;
  2. de normale werkingskosten, noodzakelijk voor de uitvoering van het project;
  3. kosten voor jobstudenten, enquêteurs en onkosten, voortvloeiend uit de uitnodiging van een gastonderzoeker in de onderzoekseenheid;
  4. kleine apparatuur van minder dan 20.000 euro per eenheid, noodzakelijk voor het project;
  5. kosten van studieverblijven en deelname aan congressen in het buitenland voor zover deze in de lijn liggen van het toegekende onderzoeksproject;
  6. kosten voor een CO2-bijdrage gekoppeld aan een wetenschapsgerelateerde verplaatsing per vliegtuig, voor zover deze in lijn ligt van het toegekende onderzoeksproject;
  7. toegang tot en disseminatie van onderzoeksresultaten;
  8. verplaatsingskosten in België;
  9. gebruik van de infrastructuur van het Vlaams Supercomputer Centrum zoals bepaald in het reglement en de tarieven op https://www.vscentrum.be/getaccess

§2. Personeelskosten kunnen enkel verantwoord worden indien cumulatief wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • het aanwerven van personeel werd opgenomen in de originele aanvraag;
  • het personeel werd aangeworven d.m.v. een arbeidsovereenkomst of een beursovereenkomst voor de aanstelling van een doctoraatsbursaal of postdoctoraal bursaal door de onthaalinstelling;
  • wanneer het gaat om een aanstelling via een beurs,  is deze beurs onderworpen aan de sociale zekerheid,

§3.Vakantiegeld bij uitdiensttreding van personeelsleden, die ofwel gedurende 3/4 van de duur van het project, ofwel gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren op één of meerdere projecten fundamenteel onderzoek van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen werden betaald, kan worden verantwoord op een afzonderlijk daarvoor voorziene begrotingspost. Voor personeel dat niet aan de gestelde voorwaarden voldoet, dient dit wel op het project aangerekend te worden.

Art. 28. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 18/09/2019)

Positieve saldi van de toegekende personeels- en werkingstoelage kunnen tot maximum twee jaar na de einddatum van de overeenkomst worden aangewend voor het verantwoorden van de kosten zoals bepaald in de eerste paragraaf van artikel 27.

Hoofdstuk 7. Rekrutering en aanstelling

Art. 29.

§1. Om het rekruteringsproces te starten, dient de promotor-woordvoerder of de promotor de toestemming de hebben van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen in het kader van de overeenkomst die werd gesloten met betrekking tot het onderzoeksproject.

§2. De rekrutering van de personeelsleden verloopt conform de bepalingen van de Gedragscode voor de Rekrutering van Onderzoekers van de Europese Commissie zoals vastgesteld in het Europees Handvest voor Onderzoekers zoals gepubliceerd in 2005.

§3. De aanstelling van personeelsleden dient te geschieden in overeenstemming met de terzake geldende wettelijke bepalingen en overeenkomstig de reglementen zoals van kracht in de onthaalinstelling en met naleving van de verschuldigde vergoedingen zoals van kracht in de onthaalinstelling, voor wat betreft de hiërarchie der graden, de vereisten voor aanwerving en bevordering, alsmede de bezoldigingen. De onthaalinstellingen kunnen desgewenst bijkomende eisen stellen.

Art. 30.

§1. De wetenschappelijke personeelsleden dienen, ofwel te voldoen aan de voorwaarden die worden gesteld om zich aan een universiteit in de Vlaamse Gemeenschap in te kunnen schrijven voor een doctoraat, ofwel houder te zijn van een diploma van doctor op proefschrift of van een diploma of certificaat dat wettelijk of in toepassing van de richtlijnen van de Europese Unie of een bilateraal akkoord hiermee als gelijkwaardig wordt erkend, conform de bepalingen van Artikel V.20 van de Besluit van de Vlaamse Regering van 11 oktober 2013 tot codificatie van de decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs.

§2. Binnen de objectieven door het project gesteld, zal het onderzoek, indien mogelijk, zo worden georganiseerd dat het voor de predoctorale onderzoeker kan leiden tot een doctoraat op proefschrift.

Art. 31.

De onthaalinstelling bezorgt jaarlijks voor 15 maart van het daaropvolgende jaar aan het Fonds  Wetenschappelijk Onderzoek een lijst met een overzicht van het personeel tewerkgesteld binnen de verschillende onderzoeksprojecten van het FWO. De lijst wordt opgedeeld per project/budget en vermeldt volgende gegevens: naam, voornaam, geboortedatum, nationaliteit, datum in dienst, datum uit dienst, tewerkstellingspercentage, contractsoort, statuut (BAP - doctoraatsbursaal, BAP – WM, ATP, of andere), hoogst behaalde diploma en een verklaring van de onthaalinstelling dat het wetenschappelijk personeel aan de gevraagde voorwaarden voldoet.

De personeelsuitgaven op onderzoeksprojecten van het FWO, die niet aan de voorwaarden voldoen, worden verworpen.

Hoofdstuk 8. Apparatuur en overige uitrusting

Art. 32.

§1. Alle materiaal, verworven dankzij een werkings- of uitrustingskrediet van het Fonds  Wetenschappelijk Onderzoek, wordt eigendom van de hoofdonthaalinstelling waaraan de titularis van het krediet verbonden is of van de onthaalinstelling, krachtens een afspraak met de hoofdonthaalinstelling die in de aanvraag wordt opgenomen.

§2. De onthaalinstelling of hoofdonthaalinstelling verbindt zich ertoe het materiaal ter beschikking te laten van de onderzoeker, gedurende de tijd die vereist is voor het afwerken van het onderzoek waarvoor het werd toegekend.

§3. De onthaalinstelling of hoofdonthaalinstelling verbindt zich ertoe het materiaal noch te verkopen, noch uit te lenen zonder de instemming van het FWO.

§4. Ingeval het materiaal dankzij de bijdrage van een vreemd krediet kon worden aangekocht, beslist de raad van bestuur van het FWO, in overleg met de betrokken autoriteiten, over de eigendomsregeling zoals bepaald in paragraaf 1 van dit artikel.

§5. Het materiaal, aangekocht met een krediet van het FWO, door een onderzoeker die geen deel uitmaakt van de kaders van een universiteit, van een gelijkgestelde inrichting of van een Vlaamse of federale wetenschappelijke instelling, blijft eigendom van het FWO. De houder van dergelijk materiaal verbindt er zich toe het materiaal in volmaakte staat, behoudens wat de normale slijtage of gevallen van overmacht betreft, terug in te leveren wanneer het hem niet langer meer van dienst is.

Art. 33. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 18/09/2019)

§1. Enkel apparatuur die voor het project noodzakelijk is en die in de kredietaanvraag wordt vermeld kan als post apparatuur worden verantwoord. Het aangevraagde bedrag voor deze post mag het bedrag van 150.000 euro voor het hele project niet overschrijden. Matching funding van buiten het FWO is mogelijk.

§2. Zo andere apparatuur dan deze vermeld in het aanvraagformulier zal aangekocht worden, dient dit vooraf bij het FWO te worden aangevraagd.

§3. Uitgaven voor apparatuur worden aanvaard indien ze gedateerd zijn tijdens de eerste twee projectjaren.

§4. De verantwoording van werkings- en/of personeelskosten is onmogelijk op de post apparatuur.

Art. 34.

§1. Op voorwaarde dat dit door de overheid wordt toegestaan, kunnen overheadkosten aan de onthaalinstellingen worden uitgekeerd volgens de door de overheid en het Fonds  Wetenschappelijk Onderzoek nader te bepalen richtlijnen.

§2.Buiten de overheadkosten mogen onderstaande rubrieken niet op een krediet van het FWO geheven worden:

  • huur, verwarming, verlichting, onderhoud van de lokalen en meubilair;
  • beheers- of administratiekosten.

De kosten vermeld onder het eerste streepje worden normaliter door de onthaalinstelling gedragen.

Hoofdstuk 9. Betaling en financieel verslagen

Art. 35.

§1. Per onderzoeksproject dient gedurende diens looptijd zoals bepaald in de overeenkomst, in de maanden april en oktober een voorafbetaling overgemaakt te worden aan de onthaalstelling van respectievelijk 40 procent en 35 procent van het toegekende krediet van het betrokken kredietjaar, inclusief, indien van toepassing, de overhead op het toegekende krediet in verhouding met de voorafbetaling. De kosten voor de personeelsadministratie (maximaal 2 procent op de personeelskost) zitten vervat in het toegekende krediet.

In het eerste jaar na de einddatum van het project wordt 15 procent van de totale toekenning uitbetaald.

Bij de definitieve afrekening van het project, na ontvangst het financieel verslag, wordt het saldo uitbetaald.

§2. Vóór 15 februari van het daaropvolgende kredietjaar dient de onthaalinstelling een prefiguratie in bij het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen van de uitgaven binnen de onderzoeksprojecten van het betrokken kredietjaar.

Art. 36. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 27/11/2019)

§1. Per onderzoeksproject dient jaarlijks vóór 15 maart van het daaropvolgende kredietjaar een financieel verslag van de uitgaven van het betrokken kredietjaar te worden bezorgd aan het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen.

§2. In het financieel verslag wordt een opdeling gemaakt per categorie/krediet,  boekingsnummer, boekingsdatum of factuurdatum en een globaal totaal per jaar. 

In het globaal financieel verslag worden de totalen per jaar per project en per categorie opgenomen.

§3. Het financieel verslag wordt ondertekend door het hoofd van het departement financiën en een tweede verantwoordelijke, zoals bijvoorbeeld het hoofd van de onderzoeksadministratie, ter staving dat de nodige controles werden uitgevoerd. Zij verklaren het financieel verslag “voor waar en echt”.

§4. Projecten die eindigen en waarop geen uitgaven meer verantwoord kunnen worden, worden definitief afgerekend op basis van de ingediende financiële verslagen, en, indien van toepassing, op basis van de projectaudit van de revisor van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen.

§5. De werkwijze uit artikel 35 en 36 is van toepassing voor de ganse looptijd van het project.

§6. In het kader van een duurzaam reisbeleid waarbij de CO2-bijdrage als een ontvankelijke kost wordt aanvaard, dienen de geldende richtlijnen van de desbetreffende onthaalinstelling te worden gerespecteerd en wordt hierover jaarlijks door de onthaalinstellingen gerapporteerd aan het FWO. Deze rapportering gebeurt jaarlijks samen met de financiële rapportering onderzoeksprojecten. 

Art. 37.

Bij het laattijdig of niet indienen van de verslagen vermeld in artikel 36, worden de betalingen voortvloeiende uit dit reglement opgeschort.

Hoofdstuk 10. Audit

Systeemaudit

Art. 38.

De onthaalinstelling bezorgt jaarlijks vóór 30 april aan het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen het commissarisverslag m.b.t. de gecontroleerde jaarrekening van het voorbije boekjaar.

Globale reconciliatie

Art. 39.

Iedere onthaalinstelling bezorgt jaarlijks vóór 15 maart aan het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen een verklaring van de eigen bedrijfsrevisor, waarin meegedeeld wordt, zonder rekening te houden met - indien van toepassing - de toegekende en aangerekende overhead, dat de door de onthaalinstelling gerapporteerde uitgaven m.b.t. het afgelopen boekjaar d.m.v. de financiële verslagen overeenstemmen met de boekhouding van de onthaalinstelling.

Projectaudit

Art. 40.

§1. Voor projecten vanaf 450.000 euro wordt op het einde van het onderzoeksproject een projectaudit ter plaatste uitgevoerd bij de onthaalinstelling door de bedrijfsrevisor van het Fonds  Wetenschappelijk Onderzoek. De projectaudit rekent het project definitief af.

§2. De bedrijfsrevisor van het FWO dient zich uit te spreken of de financiële rapportering aan het FWO door de onthaalinstelling een getrouw beeld geeft van de bestedingen van de middelen.

§3. De audit door de bedrijfsrevisor kadert binnen de normen en aanbevelingen van het Instituut der Bedrijfsrevisoren.

§4. Aan de bedrijfsrevisor van het FWO worden op zijn vraag, door de onthaalinstelling, alle stukken ter beschikking gesteld  die hij nodig acht voor het uitvoeren van deze controleopdracht.

§5. De kosten van de projectaudits wordt gedragen door het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen.

Art. 41.

Naast de regeling uit artikel 40 van dit reglement zullen jaarlijks een  aantal onderzoeksprojecten willekeurig worden geselecteerd door het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen. Het aantal projectaudits uit artikel 42 wordt per onthaalinstelling jaarlijks beperkt tot maximaal 30 procent van het aantal onderzoeksprojecten binnen de onthaalinstelling.

De willekeurig geselecteerde projecten uit dit artikel zullen het voorwerp uitmaken van een projectaudit die ter plaatse wordt uitgevoerd worden door de bedrijfsrevisor van het FWO.

Steekproefsgewijze controle

Art. 42.

§1. De administratie van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen vraagt steekproefsgewijs stukken, inclusief weddenfiches, van de onderzoeksprojectprojecten tijdens hun looptijd op en controleert deze. De stukken kunnen elektronisch worden bezorgd. De stukken worden binnen de drie maanden na de datum van de opvraging bezorgd aan het FWO.

Op het ogenblik van de opvraging worden de verantwoordingstukken afgestemd met het dossier van de projectaanvraag.

De werkwijze uit deze paragraaf blijft gehandhaafd tot het definitief afsluiten van een onderzoeksproject.

§2. Indien er belangrijke lacunes worden gevonden m.b.t. onderzoeksprojecten bij een onthaalinstelling kan het FWO aan zijn bedrijfsrevisor voor projecten van minder dan 450.000 euro opdragen een projectaudit uit te voeren overeenkomstig de bepalingen van artikel 41 van dit reglement.

§3. De onthaalinstelling heeft een recht van antwoord en kan ter ondersteuning de bedrijfsrevisor van het FWO toegang verlenen tot het dossier van de bedrijfsrevisor van de onthaalinstelling. De doelstelling van deze bepaling bestaat erin om dubbele controles te vermijden.

Art. 43.

Bij het laattijdig of niet indienen van de verklaringen zoals vermeld in de artikelen 39, 40, 41, 42 en 43, worden de betalingen voortvloeiende uit dit reglement opgeschort.

Hoofdstuk 11. Algemene financiële bepalingen

Art. 44. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 18/09/2019)

In geen enkel geval kunnen uitgaven ten laste worden genomen op onderzoeksmiddelen toegewezen voor toekomstige begrotingsjaren. Dit houdt tevens in dat geen facturen kunnen worden aanvaard die dateren van vóór de startdatum van het onderzoeksproject

Art. 45. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 18/09/2019)

Het beheer van de verleende onderzoeksmiddelen wordt toevertrouwd aan de boekhoudkundige dienst van de universiteit of de wetenschappelijke instelling waaraan de promotor-woordvoerder of promotor aan verbonden is. 

Art. 46.

Het begrotingsjaar vangt aan op 1 januari en eindigt op 31 december. 

Hoofdstuk 12. ERC-opvangprojecten

(toegevoegd bij beslissing van de raad van bestuur van 23/09/2020 en 30/11/2022)

Art. 47. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 26/10/2022 en 28/06/2023)

§.1. Naast de ondersteuning van projecten fundamenteel onderzoek zoals beschreven in dit reglement, voorziet het FWO jaarlijks in vijf opvangprojecten voor aanvragers van een Starting Grant en in vijf opvangprojecten voor aanvragers van een Consolidator Grant van de European Research Council (ERC), hier verder genoemd ‘ERC-opvangproject’.

Een aanvraag voor een ERC-opvangproject is ontvankelijk indien zij tijdens de ERC-oproep, voorafgaand aan de FWO-oproep voor de opvangprojecten, is ingediend vanuit een hoofdonthaalinstelling zoals gedefinieerd in artikel 7, §2 van dit reglement of met als affiliatie het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB), daarvoor de score A in stap 2 van de ERC-evaluatieprocedure is behaald, maar de ERC daarvoor geen financiering heeft toegekend wegens budgettaire beperkingen. Voor ERC-aanvragen met VIB-affiliatie dient het opvangproject aangevraagd te worden vanuit één van de hoofdonthaalinstellingen zoals gedefinieerd in artikel 7, §2 van dit reglement, waaraan het bij toekenning ook verbonden zal worden. Het FWO kent de opvangprojecten toe volgens de positie van hoog naar laag op de rangschikking van de ERC.

Indien er minder aanvragen in aanmerking komen dan het maximum van vijf ter beschikking gestelde opvangprojecten voor een type ERC Grant, kunnen de vrijgekomen middelen besteed worden aan bijkomende projecten voor het andere type, waarbij evenwel het in dit artikel bepaalde standaardbudget voor projecten volgend op het vijfde opvangmandaat voor dat type niet wordt gegarandeerd.

§.2. Indien een ERC-aanvraag waarvoor een opvangproject werd verworven opnieuw wordt ingediend bij de ERC en wordt toegekend, blijft het opvangproject verworven.

Indien een ERC-aanvraag waarvoor een opvangproject werd verworven alsnog door de ERC wordt gehonoreerd in het kader van dezelfde oproep waarop het ERC-opvangproject betrekking had, wordt het opvangproject stopgezet van zo gauw de ERC-financiering aanvangt, d.w.z. op uiterlijk de laatste dag voorafgaand aan de startdatum van het ERC project. De promotor-woordvoerder van het opvangproject dient het FWO tijdig op de hoogte te brengen van een dergelijke toekenning door ERC.

Een opvangproject kan meermaals worden aangevraagd, conform de ontvankelijkheidsbepalingen, maar per ERC Grant-type kan slechts één opvangproject per kandidaat worden toegekend. Meerdere opvangprojecten per aanvrager zijn niet simultaan combineerbaar.

§.3. Aanvragers dienen ten laatste bij aanvang van het ERC-opvangproject en gedurende de gehele looptijd van het opvangproject te beschikken over één van de aanstellingen of houder te zijn van een onderzoeksmandaat zoals vermeld in artikel 10, §1-3 van dit reglement.

Het project is steeds geaffilieerd aan één van de hoofdonthaalinstellingen vermeld in artikel 7, §2 van dit reglement.

§.4. Het FWO nodigt op basis van de notificatie door het ERC Executive Agency (ERCEA) aan de kandidaten voor een ERC-opvangmandaat ontvankelijke aanvragers onder hen uit om een aanvraag voor een dergelijk project in te dienen. Indien een kandidaat niet ingaat op deze uitnodiging wordt de volgende kandidaat op de ranglijst van de ERC uitgenodigd.

Een aanvraag voor een ERC-opvangmandaat wordt ingediend volgens de door het FWO bepaalde modaliteiten en omvat de volledige ERC-Starting Grant-aanvraag (deel A, deel B1 en deel B2), het Evaluation Summary Report van het ERCEA en het aanvraagformulier met een beschrijving van het onderzoek dat de kandidaat wenst uit te voeren met de FWO-financiering.

De evaluatieprocedure die geldt voor de junior en senior projecten fundamenteel onderzoek is niet van toepassing op de ERC-opvangprojecten.

De raad van bestuur neemt de beslissing tot toekenning conform de in dit artikel beschreven voorwaarden en op basis van de beschrijving van het aangepaste onderzoeksvoorstel van de kandidaten.

De toekenning van het opvangproject gaat ten vroegste in zes maanden na de notificatie door het ERC Executive Agency (ERCEA) aan de aanvragers.

§.5. De maxima voor aangevraagde en lopende projecten zoals bepaald in artikel 9 van dit reglement gelden niet voor de ERC-opvangprojecten.

§.6. De duurtijd van een opvangproject bedraagt maximaal vier jaar en is niet hernieuwbaar. Het budget bedraagt 77.000 euro per jaar of 308.000 euro voor een volledige periode van vier jaar voor een ERC-opvangmandaat voor het type Starting Grant en 100.000 euro per jaar of 400.000 euro voor een volledige periode van vier jaar voor een voor een ERC-opvangmandaat voor het type Consolidator Grant.

Dit budget dient besteed te worden aan de bezoldiging van minimum één voltijds equivalent (VTE) wetenschappelijk medewerker. Het saldo kan besteed worden aan werkingsmiddelen en/of uitrusting.

Het budget kan vrij gespreid worden over de verschillende projectjaren.

§.7. De houder van een ERC-opvangproject verbindt er zich toe voor het einde van het opvangproject een nieuwe aanvraag in te dienen voor een ERC-grant, van hetzelfde of van een ander type dan waarop het opvangproject betrekking heeft.

§.8. Behoudens en onverminderd de specifieke bepalingen in dit artikel is het integrale reglement betreffende junior en senior projecten fundamenteel onderzoek ook van toepassing op de ERC-opvangprojecten.

Hoofdstuk 13. Projecten in het kader van Weave

(toegevoegd bij beslissing van de raad van bestuur van 10/02/2021 en gewijzigd op 26/10/2022)

Art. 48. FWO als Lead Agency

§.1. Indien er in het kader van Weave een gezamenlijk fundamenteel onderzoeksproject bij het FWO wordt ingediend, dan wordt het FWO de Lead Agency die instaat voor de volledige afwikkeling van het evaluatieproces.

§.2. Een administratieve versie van het gezamenlijk Weave-project dient ook bij de betrokken door het FWO erkende buitenlandse Weave-partner(s) ingediend te worden. Hierbij zijn de respectievelijke ontvankelijkheidsregels van de betrokken buitenlandse Weave-partner(s) van kracht. Indien één (of meerdere) betrokken buitenlandse Weave-partner(s) de aanvraag onontvankelijk verklaart, wordt de aanvraag ook bij het FWO en alle eventuele andere betrokken buitenlandse Weave-partners onontvankelijk verklaard.

§.3. De hoofdonthaalinstellingen uit artikel 7§2 van dit reglement kunnen hun onderzoek indien gewenst in samenwerking met een Vlaamse of federale wetenschappelijke instelling en/of Vlaamse hogere onderwijsinstelling uitvoeren. Weliswaar kunnen er naast de buitenlandse onderzoeksinstellingen die ontvankelijk zijn bij de buitenlandse Weave-partner(s), geen andere niet-Vlaamse onderzoeksinstellingen bij de Weave-aanvraag betrokken worden.

§.4. Het FWO staat enkel in voor het financieren van het Vlaamse onderzoeksluik in het goedgekeurde Weave-project. De overeenkomst met betrekking tot het Weave-onderzoeksproject wordt dan ook enkel met de Vlaamse betrokken onderzoekers afgesloten en opgevolgd.

§.5. Binnen de negen maanden na de start van het project dient er een samenwerkingsovereenkomst te worden afgesloten tussen al de betrokken Vlaamse/federale onthaalinstellingen en niet-Vlaamse Weave partnerinstellingen. Deze samenwerkingsovereenkomst bevat minstens een gedetailleerde omschrijving van de samenwerking, afspraken rond de eigendoms- en gebruiksrechten op de projectresultaten en de aansprakelijkheid. Het FWO of zijn gevolmachtigde kunnen de samenwerkingsovereenkomst ad hoc of tijdens audits bij de betrokken hoofdonthaalinstelling van de promotor-woordvoerder opvragen, en dit ten vroegste negen maanden na de start van het project tot na de definitieve afrekening van het project. Het FWO kan de uitbetaling van de subsidie opschorten indien uit de controle blijkt dat de samenwerkingsovereenkomst niet werd afgesloten.

§.6. Behoudens en onverminderd de specifieke bepalingen in dit artikel is het integrale reglement betreffende projecten fundamenteel onderzoek alsook het integrale reglement externe en interne peer review van toepassing op de Weave-projecten waarbij het FWO optreedt als Lead Agency.

Art. 49. FWO als Partner Agency

§.1. Indien er in het kader van Weave een gezamenlijk fundamenteel onderzoeksproject wordt ingediend bij een door het FWO erkende andere buitenlandse partner dan wordt het FWO de Partner Agency. Bijgevolg staat de buitenlandse Weave-partner waar de aanvraag werd ingediend in voor de volledige afwikkeling van het evaluatieproces en zijn de respectievelijke reglementen betreffende de evaluatieprocedure van deze buitenlandse Weave partner van kracht. Het FWO reglement interne en externe peer review vervalt voor dergelijke aanvragen.

§.2. Een administratieve versie van het gezamenlijk Weave-project dient bij het FWO te worden ingediend via het specifieke online Weave-formulier en dit uiterlijk zeven werkdagen na het verstrijken van de deadline gehanteerd door de buitenlandse Weave-partner (Lead Agency). Hierbij is hoofdstuk 2 van dit reglement, namelijk de ontvankelijkheid van de aanvragen, van toepassing met uitzondering van artikels 5 6 en 10 paragrafen 4 en 6. Indien één (of meerdere) betrokken Weave financierder(s) de aanvraag onontvankelijk verklaart, wordt de aanvraag bij alle betrokken partners onontvankelijk verklaard.

§.3. De hoofdonthaalinstellingen uit Art. 7§2 van dit reglement kunnen hun onderzoek indien gewenst in samenwerking met een Vlaamse of federale wetenschappelijke instelling en/of Vlaamse hogere onderwijsinstelling uitvoeren. Weliswaar kunnen er naast de buitenlandse onderzoeksinstellingen die ontvankelijk zijn bij de buitenlandse Weave-partner(s), geen andere niet-Vlaamse onderzoeksinstellingen bij de Weave aanvraag betrokken worden.

§.4. Het FWO staat enkel in voor het financieren van het Vlaamse onderzoeksluik in het goedgekeurde Weave-project. De overeenkomst met betrekking tot het Weave-onderzoeksproject wordt dan ook enkel met de Vlaamse betrokken onderzoekers afgesloten en opgevolgd.

§.5. Binnen de negen maanden na de start van het project dient er een samenwerkingsovereenkomst te worden afgesloten tussen al de betrokken Vlaamse/federale onthaalinstellingen en niet-Vlaamse Weave partnerinstellingen. Deze samenwerkingsovereenkomst bevat minstens een gedetailleerde omschrijving van de samenwerking, afspraken rond de eigendoms- en gebruiksrechten op de projectresultaten en de aansprakelijkheid. Het FWO of zijn gevolmachtigde kunnen de samenwerkingsovereenkomst ad hoc of tijdens audits bij de betrokken hoofdonthaalinstelling van de promotor-woordvoerder opvragen, en dit ten vroegste negen maanden na de start van het project tot na de definitieve afrekening van het project. Het FWO kan de uitbetaling van de subsidie opschorten indien uit de controle blijkt dat de samenwerkingsovereenkomst niet werd afgesloten

§.6. Behoudens en onverminderd de specifieke bepalingen in dit artikel is het integrale reglement betreffende projecten fundamenteel onderzoek ook van toepassing op de Weave-projecten waarbij het FWO optreedt als Partner Agency.”

Hoofdstuk 14. Bilaterale extra-Europese onderzoeksprojecten

(toegevoegd bij beslissing van de raad van bestuur van 22/11/2021)

Art. 50.

§.1. De bilaterale extra-Europese onderzoeksprojecten van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen hebben het bevorderen van gezamenlijk fundamenteel wetenschappelijk onderzoek met extra-Europese partners tot doel, dat gebeurt op initiatief van de onderzoekers in de wetenschappelijke disciplines zoals vermeld in de oproepdocumenten.

§.2. Indien er in het kader van een oproep voor bilaterale extra-Europese onderzoeksprojecten een aanvraag bij het FWO wordt ingediend, dient er bij het desbetreffende extra-Europese onderzoeksfonds ook een aanvraag te worden ingediend. Voor de betrokken extra-Europese onderzoekers zijn de ontvankelijkheidsregels van het desbetreffende extra-Europese onderzoeksfonds van kracht. Voor de : Vlaamse promotor-woordvoerder en (co-)promotor is hoofdstuk 1 en 2 van dit reglement, namelijk de ontvankelijkheid van de aanvragen, van toepassing met uitzondering van;

  • Artikel 4: de ontvankelijke wetenschappelijke disciplines worden namelijk in de specifieke oproepdocumenten verspreid, die in samenspraak met de extra-Europese partner zijn opgesteld;
  • Artikel 5 en artikel 10 paragrafen 4 en 6: er wordt bij de bilaterale extra-Europese onderzoeksprojecten namelijk geen onderscheid gemaakt tussen een junior en senior project;
  • Artikel 9 paragrafen 1 en 2: een projectaanvraag binnen een bilaterale extra-Europese oproep wordt niet meegerekend in het aantal onderzoeksprojecten fundamenteel onderzoek dat per aanvraagronde mag worden ingediend, noch in het aantal aangevraagde en lopende onderzoeksprojecten fundamenteel onderzoek dat toegelaten is. Een onderzoeker kan per aanvraagronde (gedefinieerd per land of regio) voor maximaal één aanvraag voor een bilaterale extra-Europese onderzoeksproject optreden als promotor-woordvoerder, promotor of copromotor, ongeacht of de onderzoeker daarbij budget aanvraagt of niet.
  • Artikel 7 paragraaf 3 en artikel 11 paragraaf 3: de hoofdonthaalinstellingen uit artikel 7 §2 van dit reglement kunnen hun onderzoek indien gewenst in samenwerking met een Vlaamse of federale wetenschappelijke instelling en/of Vlaamse hogere onderwijsinstelling uitvoeren. Weliswaar kunnen er naast de buitenlandse onderzoeksinstellingen die ontvankelijk zijn bij het desbetreffende extra-Europese onderzoeksfonds, geen andere niet-Vlaamse onderzoeksinstellingen bij de aanvraag betrokken worden.

Indien één betrokken onderzoeksfonds de aanvraag onontvankelijk verklaart, wordt de aanvraag ook bij het andere onderzoeksfonds onontvankelijk verklaard.

§.3. Het FWO staat enkel in voor het financieren van het Vlaamse onderzoeksluik in het goedgekeurde bilaterale extra-Europese onderzoeksproject. De overeenkomst met betrekking tot het bilaterale extra-Europese onderzoeksproject wordt dan ook enkel met de Vlaamse betrokken onderzoekers afgesloten en opgevolgd.

§.4. Binnen de negen maanden na de start van het project dient er een samenwerkingsovereenkomst te worden afgesloten tussen al de betrokken Vlaamse/federale onthaalinstellingen en extra-Europese partnerinstellingen. Deze samenwerkingsovereenkomst bevat minstens een gedetailleerde omschrijving van de samenwerking, afspraken rond de eigendoms- en gebruiksrechten op de projectresultaten en de aansprakelijkheid. Het FWO of zijn gevolmachtigde kunnen de samenwerkingsovereenkomst ad hoc of tijdens audits bij de betrokken hoofdonthaalinstelling van de promotor-woordvoerder opvragen, en dit ten vroegste negen maanden na de start van het project tot na de definitieve afrekening van het project. Het FWO kan de uitbetaling van de subsidie opschorten indien uit de controle blijkt dat de samenwerkingsovereenkomst niet werd afgesloten.

§.5. Een bilateraal extra-Europees onderzoeksproject heeft in principe een duurtijd van drie jaar, tenzij anders overeengekomen tussen de betrokken onderzoekfondsen. De beschikbare onderzoeksmiddelen alsook de ontvankelijke kosten en de budgetvork per onderzoeksproject worden in overleg met het niet-Europese onderzoeksfonds bepaald en per oproep in de oproepdocumenten vastgelegd.

§.6. Behoudens en onverminderd de specifieke bepalingen in dit artikel is het integrale reglement betreffende projecten fundamenteel onderzoek van toepassing op het Vlaamse luik van de bilaterale extra-Europese onderzoeksproject projecten.

§.7. De evaluatieprocedure wordt bij elke nieuwe oproep en in samenspraak met de Extra-Europese partner vastgelegd in de oproepdocumenten. Daarbij dient de externe peer review uitgevoerd door het FWO het integrale hoofdstuk III van het reglement externe en interne peer review te respecteren. De interne peer review daarentegen gebeurt aan de hand van een ad hoc panel van experten, geselecteerd op basis van hun profiel en expertise om zo een optimale afdekking van de aangevraagde onderzoeksprojecten te garanderen. De FWO-panelleden dienen de gedragscode uiteengezet in hoofdstuk IV van het reglement externe en interne peer review te respecteren.

Hoofdstuk 15. Humanitaire onderzoeksprojecten "Kom op tegen Kanker" en "JEZ!"

(toegevoegd bij beslissing van de raad van bestuur van 29/06/2022)

Art. 51.

§1. Het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen (FWO) verleent jaarlijks toelagen ter financiering van onderzoeksprogramma’s in samenwerking met de organisaties van de humanitaire acties “Kom op tegen Kanker” (KOTK) en “JEZ!”, namelijk de stichting Kom op tegen Kanker en het JEZ! Fonds.

§2. De humanitaire onderzoeksprojecten behandelen een actueel thema dat wordt bepaald in samenspraak met de respectievelijke partners, in principe telkens voor een periode van drie jaar. Voor onderzoeksprojecten KOTK staat de (kanker)patiëntgerichtheid van het onderzoek centraal en voor onderzoeksprojecten JEZ! de geestelijke gezondheid en het psychisch welzijn van jongeren.

§3. Betreffende de humanitaire onderzoeksprojecten zijn specifieke bepalingen van toepassing met betrekking tot de volgende artikels van dit reglement:

  • Artikel 5: De aanvragen worden niet gescheiden op basis van de anciënniteit van de (co)promotor(en).
  • Artikel 6: De subsidieaanvragen worden ingediend in het Engels door middel van online ingevulde formulieren. Voor de projectaanvragen KOTK dient ook een Nederlandstalige omschrijving van het onderzoek in begrijpelijke taal te worden toegevoegd aan de aanvraag, ter voorlegging aan patiëntenvertegenwoordigers.
  • Artikel 14: De overeenkomsten met betrekking tot de humanitaire onderzoeksprojecten behelzen een periode van twee jaar.

§4. De evaluatie van de humanitaire onderzoeksprojecten door de jury KOTK en de JEZ! jury verloopt conform het reglement tot regeling van de interne en externe peer review

§5. Bij de publicatie van onderzoeksresultaten gerealiseerd dankzij een krediet toegekend door het FWO dient niet alleen de herkomst van het onderzoekskrediet vermeld te worden, met name het FWO, maar daarnaast dienen ook de respectievelijke partners vermeld te worden, namelijk de stichting Kom op tegen Kanker of het JEZ! Fonds.

§6. Behoudens en onverminderd de specifieke bepalingen in dit artikel is het integrale reglement betreffende junior en senior projecten fundamenteel onderzoek ook van toepassing op de humanitaire onderzoeksprojecten.